Shaun Tan - Verhalen uit de binnenstad

Verhalen uit de Binnenstad van Shaun Tan is een surrealistische verhalenbundel die bestaat uit 25 verhalen. Het boek is doorspekt met schilderachtige illustraties. In elk verhaal staat een dier of diersoort centraal. Zo vliegen er vissen door de lucht omdat de rivieren vervuild zijn, galopperen paarden over snelwegen of copuleren slakken in het maanlicht. Een niet nader omschreven hedendaagse grootstad vormt het biotoop voor de vaak herkenbare beelden en ontregelde figuren die de lezer aantreft in het boek. De absurde verhalen zijn poëtisch en nostalgisch van aard, maar herbergen duidelijk maatschappijkritiek. Tan kaart op sublieme wijze volgende thema's aan: ondoordachte stadsplanning, de toenemende diversiteit in steden, de kortzichtige en gejaagde visie van de mensheid op milieu en ecosystemen en de schurende werking van corrupte rechtssystemen .
De antropomorfe figuren nodigen de mens uit tot observatie en dialoog. De evolutie van de longvissen houdt de maatschappij een spiegel voor terwijl de verteller gewiekst op de achtergrond blijft. Het is een sterke metafoor die de gefnuikte ambities en het onvermogen tot handelen bij de mens uitbeeldt. Af en toe slaat Tan de bal mis, een aantal van de korte gedichten zijn niet zo geslaagd. Dit jeugdboek is geschikt voor de 2de en 3de graad. Het is een schoolvoorbeeld van een doordacht gebruik van surrealisme in literatuur, want de wisselwerking tussen 'droom' en 'realiteit' is in evenwicht. Tan verweeft op grandioze wijze de surreële beelden met de harde realiteit. Ook beheerst hij verschillende schrijfstijlen tot in de puntjes. Zo verankert Tan in enkele sobere regels het tragische relaas van de laatste neushoorn om even later in een ander verhaal te verzeilen in een luchtige poëtische evocatie waarbij varkens in de grond verzinken. Tot slot roept Tan op magistrale wijze de verbeelding bij de lezer op. Hij prikkelt de zintuigen, maar moraliseert nooit.
"We vonden ze in goten, afvoerleidingen, overal waar water was. We raapten ze domweg op, al die glibberige longvissen, stopten ze in plastic zakken en namen ze mee, verspilden geen adem aan woorden. We wisten allemaal welke longvis bij wie van ons hoorde natuurlijk, je hoefde maar naar hun gezichten te kijken; en ja, het waren hun gezichten die ze uiteindelijk redden van de schep en die in ons allemaal een flauw sprankje gevoel omhoog brachten".