FC Bergman - The Sheep Song
Opvoering Toneelhuis: 26/05/2022
Hoe open je een theaterstuk? Het antwoord is eenduidig. Start met een bucolisch openingstafereel door een kudde schapen verborgen achter een gaasdoek het podium te laten veroveren. Voeg daarna een streepje tokkelend luitspel van een mysterieuze herder toe en laat je betoveren. Ondertussen verspreidt de muffe geur en het geblaat van de schapen zich in de zaal en plots besluit één schaap zich in een worsteling te onttrekken aan de kudde, tegen de stroom in. Het is een prachtige doch eenvoudige premisse verpakt in een pastorale fabel. FC Bergman weet perfect hoe het zijn publiek auditief, visueel en olfactorisch bij de keel moet grijpen.

FC Bergman confronteert de toeschouwer in een woordeloze parabel en ontologische zoektocht, die veelvuldig thema's plukt uit de kunstgeschiedenis, filosofie en christendom, met volgende vraag:
Wat maakt ons mens(elijk)?
De opzet van de voorstelling is simpel, een schaap verloochent zijn identiteit in een poging om mens te worden. Zonder een antwoord te poneren, reflecteert The Sheep Song op het failliet van de moderniteit, het falen van het verlichtingsdenken, de onttovering van de wereld, de toenemende neoliberale individualisering van de maatschappij en de idee van de maakbare mens.

De voorstelling doorprikt al bij de start de idylle van de arcadische setting doordat het schaap zichzelf als individu uit het collectief verheft. Vervolgens sluit het een pact met een gidsende zonderling; of is het een gesluierde duivelsfiguur? In verschillende episodische levensfasen, gemarkeerd door het gonzen van een bronzen klok, ervaart het schaap vernedering, pijn, liefde, schuld, verlies en trauma. Het schaap fungeert hier als een spiegel voor de mens, een wezen dat continu in spreidstand staat tussen een dionysisch en apollinisch wereldbeeld dat zich kenmerkt door een ontwricht gevoel van belonging, een zoektocht naar geborgenheid, en eindigt met spijt en in eenzaamheid. Kortom, de menselijke conditie in een notendop.

Verschillende personages kruisen het pad van het schaap. Bij aanvang musiceert de herder, maar blijft altijd behoedzaam op de achtergrond. Is dit een verwijzing naar God die de vrije wil schenkt aan het schaap en zo de kroniek van een aangekondigde dood op zichzelf afroept? Vervolgens ontmoet het schaap een matador met stierenmasker, die kort daarna sterft. Markeert dit het einde van het mithraïsme, een voorchristelijke hellenistische cultus? Tijdens de voorstelling vergroot het individualisme van het schaap en dit toont zich via krampachtige stuiptrekkingen in de ludieke poppentheaterintermezzo's waarin God als een autoritaire vader de vulgaire mens, een paniekerige man met priapisme, bestraft en dwingt tot zelfkastijding. De referentie aan de verkrachte boutade van Nietzsche 'Gott ist Tot...' galmt meedogenloos door wanneer het schaap liefde vindt bij een blinde vrouw; of is er eerder sprake van lust, begeerte en voortplantingsdrift? Het resulteert in de geboorte van een schaapmens, een schreiende en overspannen animatronic die net iets te hard solliciteert om een slachtoffer te worden van het shaken baby syndrome. Het mondt uit in een drama wanneer de moeder haar mutantenkind versmacht, een vleselijke metafoor over seks, liefde en de dood.

Op vlak van scenografie levert FC Bergman wederom een huzarenstuk af. Het mechanistische wereldbeeld uitgebeeld door geautomatiseerde voetpaden weerspiegelt het status quo in onze geïndustrialiseerde samenleving via een choreografie van beweging en stilstand. Zo behelst het decorontwerp een kritiek op het vooruitgangsdenken waarbij marktconformisme, consumentisme en accelerationisme hoogtij vieren. Nadat het schaap vermenselijkt is via plastische chirurgie (het geloof in de maakbare mens) verliest het zijn kind. Vervolgens stopt hij het stoffelijk overschot van zijn nageslacht in een stolp, als een souvenir dat hij de rest van zijn leven meedraagt. Daarna ontmoet het schaap enkele lotgenoten in een therapeutische praatgroep. Het zijn Daphnè, Gregor Samsa (in kevervorm) en Michael Jackson en ze lijken alle drie een mislukte metamorfose, het gebrek aan verstilling en de onmogelijkheid van loutering, te veruiterlijken. Zijn het slachtoffers van een systeem waarin oprechte (naasten)liefde en zingeving onbestaande is? Tot slot is de mise-en-scène van dit tragische treurlied sterk uitgewerkt en zichtbaar op verschillende niveaus: de timing en gestiek van de dans, de melancholische livemuziek, de bureaucratische maatpakken en dierenkostuums, de proximiteit tussen en de lichaamstaal van de acteurs op de loopband en de bühne, en de dramatische belichting en projecties.

FC Bergman heeft met The Sheep Song een filosofisch traktaat over de ontworteling van de mens opgevoerd. Het gezelschap toont dat het na de Terminator Trilogie (2012), het muziektheaterstuk Van den Vos (2014) en de Parelvissers (2018) meester is in het capteren van de menselijke conditie, maar deze keer laten ze het publiek verdwaasd achter in een spiraal van onzekerheid. Het is een fabelachtig stuk vol vertwijfeling dat de kijker overspoelt met een hoop onbeantwoorde existentiële vragen, Klasse!
Bespreking recensies
Omwille van mijn achtergrond als theater- en filmwetenschapper heb ik besloten om geen inhoudelijke vergelijking tussen de recensies te maken. Liever verleg ik de focus naar het verschil tussen beide recensies op vlak van theaterwetenschappelijke kennis en staaf ik dit met twee voorbeelden. Zo is de geïnformeerde en onderbouwde visie van Evelyne Coussens in de review in de Theaterkrant, waarin ze zegt dat The Sheep Song louter aanwijst en niet postuleert, sterk opgebouwd. Deze analyse ontbreekt bij Herien Wensink in de Volkskrant, want ze stelt dat het een voorspelbare en fantasieloze voorstelling betreft en vervolgens beargumenteert ze dit oordeel niet. Ik ben het hier dus niet mee eens, want ze negeert het allegorische aspect van de voorstelling (een begrip dat ze nota bene zelf aanhaalt. Zo stelt bijvoorbeeld Walter Benjamin dat de allegorie een utopische plek is waar de oorsprong en de benoeming van beelden en symbolen samenvallen in een gelijktijdigheid. Hierdoor is het logisch dat het verhaal episodisch is opgebouwd en dat de beeldtaal put uit herhaling en visuele clichés. FC Bergman kiest er niet voor om het tijdsverloop van het verhaal te deconstrueren, maar biedt de toeschouwer een stilzwijgende talige verzameling van beelden aan. Kortom de toeschouwer moet dus de allegorie benaderen als een constructie van een geschiedenis en levensloop die van oorsprong mythisch is en overgaat in een onttoverde wereld. Wensink raakt kort deze thema's aan maar heeft van theatergeschiedenis en postmodernisme duidelijk geen kaas gegeten. Zo heeft ze bijvoorbeeld ook niet door dat het poppenspel een knipoog is naar commedia dell'arte, een theatervorm waarbij de tirade, slapstick en fysieke humor hoogtij viert. Zonde, want de theatervoorstelling biedt de toeschouwer voor de start een informatiemoment aan die de insteek, thema's en opzet van de voorstelling belicht. Hierin schuilt ook de kernopdracht van de leerkracht Nederlands. Het is key dat leerlingen - en recensenten - zichzelf informeren door bronnen te vergelijken, leren argumenteren en onderzoeken om zo een juiste inschatting te maken van tekstmateriaal een films en theaterstukken. Bert dit is een prachtige verhulde insteek in de opdracht en ik ben blij dat je mij hebt aangemoedigd om dit uit te schrijven nadat ik dit in eerste instantie niet nuttig vond. Bedankt!